Koel en abstract*

*En het oprekken van wat kunst kan zijn.

Het onpersoonlijke, koele en feitelijke: in de jaren zestig zijn het de belangrijkste waarden voor een nieuwe generatie kunstenaars. Ze spiegelen in hun werk een samenleving die snel verandert: massaconsumptie doet zijn intrede, grootschaligheid en industrie worden omarmd als uitingen van de moderne tijd. Een radicale breuk met de lyrische schildertradities past daarbij. Denk daarbij aan de vrije expressie en het gooien en ‘kliederen’ met verf van onder andere de kunstenaars van Cobra in de jaren vijftig. Het Stedelijk Museum Schiedam verzamelt sinds midden jaren zestig werken van de seriële, systematische, fundamentele en radicale schilderkunst die dan ontstaat. De kunst van bijvoorbeeld de nulgroep en minimal art in de jaren zestig en fundamentele constructivistische schilderkunst in de jaren zeventig, inspireert tot op de dag van vandaag kunstenaars. Ook zij zoeken de grenzen van wat kunst is actief op om tot nieuwe vormen te komen.



Nederlandse Informele groep

In het najaar van 1958 wordt de Nederlandse Informele groep opgericht door kunstenaars Jan Schoonhoven (1914-1994), Jan Henderikse (1937), Armando 1929-2018), Kees van Bohemen (1928-1985) en Henk Peeters (1925-2013). De schilders zijn geïnspireerd door de Franse art informel (kunst zonder vorm) en diens nadruk op rauwe materialen en een expressief gebaar in verf.


Nul = een nieuw begin

Al snel ontwikkelt zich een Nederlandse variant van de informele kunst: een schilderkunst die ingetogen, zakelijk en verstild is. In 1961 gaan Jan Henderikse, Armando, Henk Peeters en Jan Schoonhoven verder als de Nul-groep. Korte tijd hoort ook herman de vries (1931) daarbij. Dat doen ze met de lancering van hun ‘manifest over niets’ en een gelijktijdig uitgebracht pamflet ‘einde’. Ze stellen daarin: ‘kunst kan gemist worden als kiespijn’ en ze beloven ‘het vervaardigen van kunstvoortbrengselen te staken’. Nieuwe, vaak alledaagse materialen nemen de plek in van traditionele kunstenaarsmaterialen als verf en steen. Veren, watten, karton, centen: alles kan, zolang het maar vrij is van alles wat tot dan als kunst beschouwd wordt. Nul staat voor een nieuw begin, passend bij het optimisme van de jaren 1960. De kunstenaars sluiten daarmee aan bij internationale bewegingen, zoals de internationale Zero-beweging.

Een toiletpot in het museum?

Een toiletpot in het museum? *

Marcel Duchamp (1987-1968) schokt in 1917 de kunstwereld door een kant en klare toiletpot als kunstwerk tentoon te stellen. Gewone dingen waren ineens kunst geworden. Immers, Duchamp was kunstenaar, wat hij uitkoos wordt automatisch als kunstwerk gezien. Dat idee inspireert de Nul-kunstenaars in de jaren zestig, die ook vinden dat kunst vooral uit concrete voorwerpen moet bestaan en los gezien moet worden van de persoonlijkheid van de kunstenaar.

Marcel Duchamp, Fountain, 1917. Foto: Alfred Stieglitz


Een en al schema

We kennen Jan Schoonhoven van zijn werken die gaan over systeem en schema. Lijnen, vlakken, hellingen en scherpe hoeken werkt hij volgens een vaste systematiek uit in zijn werken. Op die manier krijgt geen enkel element in het werk de overhand. In dit reliëf van wit geschilderd karton ontbreekt een herkenbare voorstelling. Ook is er geen vast focuspunt. Alle aandacht gaat uit naar het ritme van het materiaal, en het schaduwspel ontstaat door de ruimtelijkheid daarvan. Zelfs de titel is zo feitelijk mogelijk: R 69-22 staat voor het 22e reliëf van het jaar 1969.
Het museum heeft negen werken van Jan Schoonhoven; vier schilderijen en vijf tekeningen en prenten.

Jan Schoonhoven, ‘R 69 – 22', 1969, reliëf. Collectie Stedelijk Museum Schiedam. C/o Pictoright Amsterdam 2020

Het stelt voor, wat het is

“Spoelt het aan en past het op een plank, dan kan ik het gebruiken” en “Het stelt voor, wat het is”. Dit zijn uitspraken die veel zeggen over hoe Jan Henderikse kijkt naar kunst. Henderikse werkt veel met weggegooide voorwerpen. Heel anders dan de reine witte werken van Jan Schoonhoven. Het museum heeft onder meer werken die gemaakt zijn van centen, van bierkratjes en van pakjes sigaretten

Blaadjes van een appelboom

De persoonlijke inbreng van de kunstenaar is in het werk van herman de vries zo klein mogelijk. Het toeval, zoals bijvoorbeeld blaadjes die van een appelboom vallen, bepaalt hoe een werk er uit komt te zien. Op drie vellen die hij onder een appelboom legt, fixeert de vries in 1975 de bladeren die eruit vallen. In een, twee en drie uur onder mijn appelboom bepalen niet alleen gevonden materialen, maar zelfs natuurlijke processen de compositie.

herman de vries, 1, 2 en 3 uur onder mijn appelboom, 1975. (1) Collectie Stedelijk Museum Schiedam in Langdurig bruikleen collectie Dick en Joke Veeze / (2, 3) Collectie Stedelijk Museum Schiedam, aankoop met steun van het Mondriaan Fonds en de Vereniging Rembrandt. Fotografie: Tom Haartsen.



Hard edge > koele abstractie

Midden jaren zestig verzamelt museumdirecteur Hans Paalman heel gericht het werk van kunstenaars als Peter Struycken (1939), Ad Dekkers (1938-1974), Bob Bonies (1937), Hans Koetsier (1930-1991), Daan van Golden (1936-2017) en Pieter Engels (1938) voor het Stedelijk Museum Schiedam. De Nederlandse tak van de hard edge, meestal aangeduid met koele abstractie of concrete kunst, beleeft dan zijn hoogtepunt. Deze kunst – schilderijen, maar ook sculpturen – verwijst enkel naar zichzelf. Vorm, kleur, textuur, formaat en compositie, dat zijn de dingen waarom het gaat. De uitvoering is zó onpersoonlijk dat de werken zich als het ware lenen voor massaproductie; een democratisch ideaal dat typerend is voor de jaren zestig. Kritiek is er ook, want: waarom lijken deze kunstenaars de realiteit weg te denken en besteden ze geen aandacht aan grote maatschappelijke zaken als de Vietnamoorlog?



Daan van Golden: figuratief én abstract

De Schiedamse kunstenaar Daan van Golden is bekend om zijn schilderijen van nageschilderd pakpapier en textiel, die abstract én figuratief zijn. Na een verblijf in Japan in de vroege jaren zestig worden zijn expressieve schilderijen meer meditatief. In verschillende werken speelt hij met het idee van voor en achter, of de suggestie van diepte. In het werk Two paintings schildert hij lichte en donkerder blauwe en witte vlakken. Door de titel, en door de suggestie van diepte die ontstaat in zijn compositie, is de kijker al snel geneigd er schilderijen in te herkennen. Maar daarmee speelt Van Golden een spel. Kijk je nou naar een schilderij of naar een afbeelding van een schilderij? Voor een ander werk schildert Daan van Golden een geel vlak schuin op het witte doek, tot over de zijkanten van de lijst. Behalve schilderijen, maakte Daan van Golden ook grafisch werk, etsen en fotoseries.


Inspiratie uit Amerika

De Haagse kunstenaar Bob Bonies verblijft in 1962-1963 in de Verenigde Staten en Canada. Daar maakt hij kennis met hard edge en colourfield painting. Bonies maakt grote abstracte schilderijen met heldere kleuren en scherp afgebakende vlakken. Inspiratie vindt hij ook bij Nederlandse voorgangers van De Stijl. De Stijl-beweging introduceerde in Europa na de Eerste Wereldoorlog de strakke lijnen en universele vormen van het modernisme. Juist met zuivere geometrische vormen en primaire kleuren ontstond een kunst die alle mensen kon aanspreken. In Nederland heeft De Stijl kopstukken als Piet Mondriaan en Theo van Doesburg.


Net een gewoon bedrijf

In 1964 richt Pieter Engels de ‘Engels Product Organization’ (EPO) op. Dit bedrijf heeft twee mensen in dienst: directeur Pieter Engels en salesmanager Simon Es (het alter ego van Engels). Met een showroom, catalogi, reclamefolders en het typische taalgebruik is het net een gewoon bedrijf. Maar EPO is een kunstproject. Te koop zijn onder meer herstelde meubelen, letter pieces – dat zijn kunstwerken waarin tekst centraal staat – en de zogenaamde wonder events. In de collectie van het Stedelijk Museum Schiedam vind je onder meer een ‘prototype’ en een ‘EPO object’ van de Engels Product Organization (EPO).


Nederlandse kunst op wereldtournee

Ook in het buitenland kan de koele abstractie in die tijd op belangstelling rekenen. Zo zijn Ad Dekkers en Peter Struycken in 1967 afgezanten van Nederland op de Biënnale van Sao Paulo in Brazilië, samen met Jan Schoonhoven. En in 1968 is Dekkers opnieuw onderdeel van zo’n invloedrijke internationale tentoonstelling, als zijn werk te zien is op de Documenta in Kassel. Net als dat van Pieter Engels, Jan Schoonhoven, Daan van Golden, Jos Manders en Carel Visser.


‘Het zijn hoofdzakelijk de meest extreme (of koele) uitingen, die getoond worden. Onder de zes Nederlandse exposanten bv. bevinden zich Daan van Golden en Pieter Engels, twee charlatans van het zuiverste water.’

Dat schrijft G. Kruis in dagblad Trouw van 13 juli 1968 over de Nederlandse kunstenaars die te zien zijn op de internationale tentoonstelling Documenta in Kassel, Duitsland.


Enter: de computer

Peter Struycken (1939) is een pionier in het gebruiken van computers voor composities. Hiermee kan hij heel systematisch omgaan met kleur. Hij laat de computer patronen genereren, waarvan hij een uitsnede laat zien. Eigenlijk zijn de werken dus een verbeelding van een kort moment van het maakproces.

“En die hypervisualiteit, waar je het echt moet doen met die verhoudingen die een karakteristiek opleveren, dat is het.”
Peter Struycken vertelt meer over zijn werkwijze in de serie ‘Hollandse Meesters’


‘Kunst’ in beweging

En zoeken naar de grenzen van wat kunst is, is nog altijd actueel. Kijk maar naar het werk van Zoro Feigl (1983), Nazif Lopulissa (1991), Navid Nuur (1976) of Jeroen Jongeleen (1967), van wie het museum kortgeleden werken heeft aangekocht.
Zoro Feigl maakt ruimtelijke installaties van afgedankte industriële materialen. Het zijn poëtische machines. Conveyor uit 2016 bijvoorbeeld. Feigl creëert machines met een eigen schoonheid; Conveyor is gemaakt van afgedankte lopende banden. Een mengsel van boorolie en water geeft het effect van een bewegend schilderij.

Zoro Feigl, Conveyor, 2016, installatie. Collectie Stedelijk Museum Schiedam

Speciaal voor het Stedelijk Museum Schiedam maakte Zoro Feigl 'Zwermen'
Kijk je omhoog, dan lijkt het net alsof er een zwerm vogels boven je hoofd vliegt.

Schilderij?

Het tweeluik ‘Locomotion – Paynes grey’ (2021) van Nazif Lopulissa maakt onderdeel uit van een reeks werken die spelen met het idee van ‘voortbewegen’. Lopulissa schilderde het doek eerst nat-in-nat met acrylverf in de kleur ‘Paynes grey’: een donkere blauwgrijze kleur. Daarna pakte hij een schaar en knipte het doek in repen en stukken. De repen stof rangschikte hij opnieuw, fixeerde ze met de naaimachine en spande ze op in ramen. Zijn composities ontstaan dus eigenlijk op de naaimachine, het schilderen zelf kun je zien als een voorbereidende fase. Met deze werkwijze en de abstracte composities die ontstaan, onderzoekt Lopulissa de grenzen van de schilderkunst. Is dit een schilderij of een textiel object? Kun je nog spreken van ‘schilderen’?

Schilderen met rook

Voor de serie schilderijen Smokebombsmoke (2012) bedacht kunstenaar Navid Nuur dat je in plaats van een kwast ook andere dingen kunt gebruiken om te schilderen, bijvoorbeeld lucht. Het werk is gemaakt in een leegstaand cultureel centrum in de Franse stad Grenoble. Vlak voordat het gebouw gesloopt zou worden plakte Nuur in een van de ruimtes alles af, behalve de onbeschilderde doelen. Die hing hij juist vrij in de ruimte op. Vervolgens stak hij rookbommen met verschillende kleuren af. De gekleurde rook sloeg als roet neer op de drie doeken. De architectuur bepaalde hoe de lucht in de ruimte bewoog en dus ook hoe de kleur uiteindelijk op het doek terechtkwam. Ook de verschillende manieren waarop Nuur de doeken heeft voorbehandeld maakt dat ieder doek in het drieluik uniek is. Deze installatie bestaat uit drie doeken en een mobiele telefoon waarop een filmpje van het maakproces te zien is.

Navid Nuur, SMOKEBOMSMOKE, 2012, gekleurde rookgranaten, canvas, smartphone. Collectie Stedelijk Museum Schiedam en SCHUNCK


Het einde van een paar hardloopschoenen

Het tweeluik Running in Circles (2021) van Jeroen Jongeleen bestaat uit twee naast elkaar geprojecteerde video’s. Je ziet de kunstenaar als een menselijk potlood van bovenaf een glas- en roestcirkel lopen op het terrein van de Glasfabriek in Schiedam. Per cirkel liep/tekende Jongeleen ongeveer 4 uur, een kleine marathon. Daarna konden zijn hardloopschoenen de prullenbak in. Jongeleens werk is sterk beïnvloed door dada en kunststromingen uit de jaren 1960. Deze kunstenaars stootten de ‘hoge’ kunst van hun voetstuk om zo de verbeelding en creativiteit een plek te geven in het dagelijks leven.


Deze hardloopperformance is een manier van kunst maken die typisch is voor Jongeleen. *

Deze hardloopperformance is een manier van kunst maken die typisch is voor Jongeleen.
Jeroen Jongeleen, GLASS / runnings clockwise, 2021, still, collectie Stedelijk Museum Schiedam.

Hij filmde het met een drone. *