Praalparades en Turkenrellen*

*Blog 1 van de serie Turks brood met hagelslag.

Niks maakt mij zo gelukkig als door mijn Nederlandse vrienden omschreven worden als een kapsalon met extra kaas. Het is altijd fijn om te horen dat ik een toegankelijke trooster ben waarop ze kunnen rekenen na een lange, vermoeiende dag of uit de hand gelopen nacht.

Wat deze metafoor voor een goede vriendin interessanter maakt is dat ze mijn Turkse achtergrond meenemen in dit compliment. Als een geboren en getogen Schiedammer met ouders die geëmigreerd zijn naar Nederland vanuit Turkije kan ik me inderdaad goed identificeren als deze welbekende uitgaanssnack. De Turkse invloeden zijn er nog wel maar écht Turks is het niet meer. Mijn Turkse identiteit die we voor nu even aanzien als de döner-kebab rust op een laagje Nederlandse normen en waarden, oftewel patat.

Als Schiedammer met een Turkse achtergrond is zowel mijn leven als identiteit een mengelmoes van de Nederlandse en Turkse cultuur. Ik lunch graag met hagelslag op Turks brood. Ik draag een hijab en ga naar punkconcerten. In deze blogpost verken ik hoe deze twee culturen elkaar zien en ontvangen in het dagelijkse leven.

Ontvangen worden als keizers, koningen en vreemdelingen
Mensen met Turkse roots vormen de grootste groep met een migratieachtergrond in Nederland. Ongeveer 419 duizend mensen zijn geboren in Turkije of hebben ten minste één ouder die vanuit Turkije naar Nederland is verhuisd. Het waren de gastarbeiders die in de jaren 60 en 70 de Turkse en Nederlandse cultuur blijvend hebben samengebracht en de döner-kebab kennis hebben laten maken met de patatjes in de kapsalon. Maar de relatie tussen Nederland en Turkije gaat veel verder terug; meer dan 400 jaar.

Anoniem (Noordelijke Nederlanden), Portret van Cornelis Haga (1578-1654), c. 1645. Collectie: Mauritshuis.

Het officiële begin van deze kennismaking was in 1612 toen Cornelis Haga door Sultan Ahmed I werd ontvangen als gezant van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in het Ottomaanse Rijk. Het Turkije dat wij vandaag de dag kennen was van 1299 tot 1922 (gedeeltelijk) onderdeel van dit rijk dat behalve Turken ook vele andere nationaliteiten kende. Haga was een Schiedammer – net als ik. Grootadmiraal Halil Pasha organiseerde voor Haga’s ontvangst een praalvertoning die op pamfletten in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, of de Republiek in het kort, werd omschreven als peperduur en vol vreugde. De nog jonge en onzekere Republiek was erg trots dat ze door de Ottomanen werd ontvangen als keizers en koningen. Nederlanders leerden over de gewoontes aan het Ottomaanse hof die omschreven werden als ‘exotisch’. Ze waren ook enorm verbaasd om hoe blij de Ottomanen waren met het nieuwe bondgenootschap.

Ary Groeneveld, Wijkbewoners gooien huisraad van Turkse gastarbeiders op de straat, 1972. Collectie: Gemeente Rotterdam (Stadsarchief)

De Turkse gastarbeiders die in de jaren 60 en 70 naar Nederland kwamen werden iets minder feestelijk ontvangen dan Haga. Ze werden gezien als tijdelijke arbeidskrachten en ondergebracht in goedkope, verwaarloosde woningen. In 1972 bestormde een woedende menigte die boos was om de verhuur van woningen aan ‘vreemdelingen’ een pension in de Rotterdamse Afrikaanderwijk waarin Turkse gastarbeiders overnachtten. Ze sloeg alles in huis kapot. Spullen van de arbeiders vlogen uit het raam de straat op. In 1976 werd in de Schiedamse Mariastraat een moskee in de fik gestoken en talloze Turkse cafés en winkels bekogeld met stenen nadat een Turkse man onterecht werd verdacht van een moord tijdens de jaarlijkse kermis. De rellen werden in de lokale pers ‘Turkenrellen’ genoemd. Dergelijke agressie tegen mensen met een Turkse afkomst kwam vaker voor in de jaren 70. De adellijke ontvangst van Cornelis Haga was ver te zoeken voor deze gastarbeiders.

Anoniem, De ME staat voor de moskee in de Mariastraat, 1976. Collectie: Gemeentearchief Schiedam.

‘Ze behandelden ons amper als mensen’
De Turkse mensen die in de jaren 60 en 70 naar Schiedam en andere Nederlandse steden kwamen, keerden niet zoals Haga uiteindelijk terug naar hun moederland maar bleven vaak. Deze mensen wortelden zich in de stad en creëerden hun eigen Turks-Nederlandse cultuur. Te Europees voor de Turken in hun moederland en te oosters voor de Nederlanders in hun wijk. Toen de Nederlandse regering in 1964 besloot om gastarbeiders uit Turkije naar Nederland te halen, verwachtte zij niet dat deze mensen zich zouden wortelen in Nederland. In 1960 waren er nog maar 22 Turken in Nederland met een verblijfsvergunning maar in 1973 waren dat er ongeveer 65.000. Vandaag de dag heeft ongeveer 10 procent van de Schiedamse bevolking Turkse roots, waaronder ook mijn familie.

Mijn vader kwam in 1977 als gastarbeider naar Nederland vanuit zijn geboortedorpje Kilbasan, Turkije. Zijn broer was naar Schiedam gekomen om te werken en mijn vader trok in 1977 als 15-jarige in bij hem en zijn vrouw. Hij kwam om te blijven. Hij werkte als sjouwer bij een steigerbouwbedrijf. “We hebben hard moeten werken en ze behandelden ons amper als mensen.”, begon hij te vertellen toen ik vroeg hoe hij werd ontvangen. “Ze riepen ons met een fluitje tijdens het werken”, zei hij, “alsof wij honden waren.” Hij had geen vrije tijd en werkte vaak zeven dagen per week. Zijn Nederlandse baas had gezegd dat je het beste kon schreeuwen en schelden tegen de Turken als ze niet hard genoeg werkten, want dan zouden ze hun werk beter doen. Na al deze negatieve verhalen zei hij opeens: “De Nederlandse mensen waren veel aardiger tegen ons toen we hier nog net waren aangekomen.” Ik werd er misselijk van.

Toen mijn ouders hier nog net waren spraken ze amper Nederlands en daarom begrepen ze niet wat de mensen om hen heen over ze dachten. Nu weten ze dat wel en daarom doet dat pijn. Mijn moeder vertelt weleens een verhaal waar ik elke keer weer boos van word. Ergens in de jaren 80 zat ze met mijn broer die toen nog een peuter was in een parkje. Drie jongeren die patat zaten te eten gooiden patatjes op de grond richting mijn broer zodat hij ze zou opeten. Iets wat je bij een duif doet – of bij een Turks kindje volgens deze jongeren. Het breekt mijn hart telkens als ik dit verhaal hoor en ik kan me niet eens voorstellen hoe mijn moeder zich destijds heeft gevoeld. Dat mijn ouders nu beiden vinden dat mensen in die jaren aardiger waren dan nu verbaast me niet. Er zijn nu veel minder vooroordelen over mensen met Turkse roots dan in de jaren 60 en 70 maar het is erg vermoeiend voor mijn ouders om ze alsnog tegen te komen. Ik heb het gevoel dat ze stilzwijgend hebben geaccepteerd dat dit niet zal veranderen in hun leven. In die tijd waren vooroordelen over Turken niet zo zichtbaar als dat ze vandaag de dag zijn. Door smartphones en sociale media kom je sneller dan ooit te weten wat anderen over jou denken.

De vijand van mijn vijand is mijn vriend
Ook in de tijd van Cornelis Haga hadden inwoners van de Republiek allerlei vooroordelen over hun nieuwe ‘bondgenoot’. Ze dachten net als de rest van de christelijke wereld dat een boze god de Ottomanen op aarde had geplaatst om de zondigende christenen een lesje te leren. Een Apocalyps was nabij. De val van Constantinopel in de handen van het Ottomaanse Rijk in 1453 was een teken van Gods razernij. Waarom kozen de 17e-eeuwse Nederlanders dan toch voor een bondgenootschap met de Ottomanen? Simpel: ze waren tenminste toleranter dan de Spanjaarden en hun katholieke achterban.

De Spaanse koning zag de Nederlanden als een eerlijk verkregen Spaanse kolonie en heerste er ook als zodanig. Bovendien werd de soms gewelddadige roep om religieuze hervorming door de vertegenwoordiger van de koning, de Hertog van Alva, nog veel gewelddadiger onderdrukt. Dezelfde Hertog van Alva is populair geworden in Spanje door zijn strijd tegen de Ottomanen, de gezworen vijanden van de Spanjaarden. Met een vijand van de Spanjaarden wilde de Republiek wel vrienden zijn – ondanks alle vooroordelen. De watergeuzen, piraten die de Spaanse troepen op het water en langs de kust bevochten, haatten de katholieken zó erg dat ze liever een ‘barbaarse’ Turk zouden willen zijn. De inwoners van het Ottomaanse Rijk werden vaak in West-Europa Turken genoemd. De slogan van de watergeuzen was daarom ‘Liever Turks dan Paaps’. Ze droegen zelfs penningen met deze tekst die de vorm hadden van de Turkse halvemaan. De praktische vriendschap zorgde er niet voor dat de stereotype verbeelding van Ottomanen in de Republiek stopte. Zowel de Spaansgezinde katholieken als de protestantse rebellen scholden hun vijand uit voor Turk; een scheldwoord dat in een groot deel van Europa populair was.

Anoniem, Halvemaan geuzenpenning met de tekst “liever Turk dan paus”. Foto: Kees38 (Wikimedia)

Volgende week in blog 2 – De grote baard: hot or not:
Volgende week kijk ik naar de manier waarop Cornelis Haga zich aanpaste aan de Turkse cultuur in het Ottomaanse Rijk. Waarom droeg Haga een grote baard in Istanbul? Mensen met Turkse roots in Nederland brengen vandaag de dag beide culturen samen in de manier waarop zij zich uiten. Ik zal kijken naar hoe de Nederlandse en Turkse cultuur elkaar ontmoet in de mode en muziek.

Süeda Işık
Hi! Ik ben Süeda, een 23-jarige journalist en geschiedenisstudent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ik ben een geboren en getogen Schiedammer met Turkse ouders die in de jaren 70 naar Nederland zijn geëmigreerd. Tijdens de Maand van de Geschiedenis onderzoek ik de uitwisseling tussen het voormalig Ottomaanse Rijk en Schiedam/Nederland.
Mijn stadsgenoot Cornelis Haga (1579-1654) was de eerste Nederlandse ambassadeur in het Ottomaanse Rijk. Ik ben één van de vele Schiedammers met Turkse roots. In een serie van vier blogposts verken ik wat er in al die eeuwen veranderde en hetzelfde bleef.
Volg Süeda ook via haar instagrampagina.

Süeda Işık, Zelfportret met Fistik, 2020