Jodenvervolging*

*Geen synagoge meer in Schiedam.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden 165 joden in Schiedam door de Duitse bezetter opgepakt en weggevoerd.

De jongste van hen heet Jacob Samuel Wessel. Hij is nog maar net geboren als hij samen met zijn moeder wordt gearresteerd. Hij zou niet ouder worden dan vier maanden. Ook zijn vierjarige zusje Klara en zijn ouders worden vermoord.

Jodenster
Al kort na het begin van de bezetting worden in Nederland de eerste regels afgekondigd die speciaal voor joden gelden. In juli 1940 mogen joden geen lid meer zijn van de luchtbescherming. In datzelfde jaar worden alle joodse ambtenaren ontslagen. In 1941 moet iedereen die minimaal één joodse grootouder heeft zich melden. Niet-joodse kinderen zien hoe de stoelen van hun joodse klasgenootjes leeg blijven. Zij moeten naar een aparte school. Later dat jaar wordt de bewegingsvrijheid steeds verder ingeperkt en verdwijnen joden uit het publieke leven. Ze mogen niet meer naar de bioscoop of het theater, naar het zwembad, het park of het café. Het wordt joden verboden met de tram te reizen, of te fietsen. Ze mogen ook niet meer op een bankje in de openbare ruimte zitten. Steeds meer joden worden ontslagen, of hun bedrijf wordt door niet-joden afgepakt. Ook land, vastgoed en kostbare spullen worden afgenomen. Vanaf 3 mei 1942 moet elke jood een ‘Jodenster’ dragen. Niet lang daarna worden joden systematisch opgepakt, weggevoerd en vermoord.

Geen synagoge meer in Schiedam
In de negentiende eeuw had Schiedam nog een levendige joodse gemeenschap. Er verrees een synagoge en er was een joodse school en een joodse begraafplaats. In 1930 wonen er nog maar 74 joden in Schiedam, maar hun aantal neemt in de tien daaropvolgende jaren weer toe. Steeds meer joden proberen uit Duitsland en Polen te vluchten en na het bombardement op Rotterdam in mei 1940 zijn er onder de mensen die in Schiedam een huis of winkelruimte zoeken ook joden. In 1941 registreren 367 Schiedammers zich als joods.

Slechts enkele Schiedamse joden die de oorlog overleven blijven in de stad wonen en in 1948 wordt de joodse gemeente in Schiedam opgeheven. De voormalige synagoge is in 1987 afgebroken en in 1962 is de Joodse begraafplaats geruimd, iets wat vrijwel nooit voorkomt.

De herdenkingssteen van de eerstesteenlegging van de synagoge van de Nederlands Israëlitische Gemeente aan de Achter de Teerstoof. De datum staat in het Hebreeuws volgens de Hebreeuwse jaartelling (21 Tishri 5619) en in onze jaartelling (29 september 1858). Foto: M. van der Weele. Fotocollectie Gemeentearchief Schiedam.

Overheid neemt weinig verantwoordelijkheid
Van de joodse Nederlanders overleeft slechts een kwart de oorlog. Een deel van hen kan vluchten of onderduiken. Van de 107.000 Nederlandse joden die naar kampen zijn gedeporteerd, overleven er slechts 5.200. Na hun bevrijding hebben ze maanden nodig om op krachten te komen, voordat ze aan hun thuisreis kunnen beginnen. Om in Nederland te komen zijn ze meestal afhankelijk van hulporganisaties en legereenheden van andere landen.

In tegenstelling tot veel andere Europese landen neemt Nederland niet of nauwelijks verantwoordelijkheid voor de repatriëring van Nederlandse joden. Bij terugkomst vinden joden bovendien regelmatig nieuwe bewoners in hun huis, of ontdekken ze dat hun spullen en geld verdwenen zijn. De overheid maakt bij de opvang en verzorging geen onderscheid tussen Nederlanders die terugkeren van hun tewerkstelling en joden die uit een concentratie- of vernietigingskamp terugkeren.

Stolpersteine
In de straten van Schiedam is voor elke joodse Schiedammer die de oorlog niet heeft overleefd een stolperstein of struikelsteen te vinden. Deze bronzen steentjes liggen op de plek waar deze Schiedammers gewoond hebben. Meer informatie vind je op de website van Stichting Stolpersteine Schiedam.

Stolperstein van Benjamin Bouman, vermoord in Birkenau op 15 mei 1944. Bouman had jarenlang een winkel in radio’s en elektrische artikelen genaamd ‘t Lichtpunt op Hoogstraat 109.